In de gemeente Doetinchem coördineert Buha, in opdracht van de gemeente, het maaien van onder andere grasvelden, bermen en sloten. Voor het maaiwerk worden niet alleen machines ingezet, maar ook meerdere kuddes schapen.

De gemeente Doetinchem heeft als doel om met ‘ecologisch maaibeheer’ in te spelen op wat planten, vogels insecten en andere dieren nodig hebben. Rondom bomen, in bermen en langs sloten laten we bijvoorbeeld begroeiing vaker staan als schuilplek. Dit ziet er misschien soms wat vreemd uit, maar we gaan het in de toekomst op steeds meer plaatsen toepassen. Uiteraard blijven we altijd oog houden voor de verkeersveiligheid. Op plekken waar vrij zicht nodig is, maaien we vaker. 

Gazon

Gazons liggen vaak binnen de bebouwde kom bij o.a. speeltuinen, trapveldjes en parken. Een gazon wordt onderhouden door het regelmatig te maaien. Het maaien vindt plaats van het voorjaar tot en met het najaar. Tijdens natte en/of droge periodes kan het maaibeeld wat wisselen, doordat delen mogelijk worden overgeslagen.

Ruw gras en bloemrijk gras

Ruw gras kenmerkt zich door de natuurlijke uitstraling waar grassen en kruiden tot bloei komen. Deze ruwe grassen dragen bij aan een betere leefomgeving voor de bijen en andere insecten. Ruw gras wordt één of twee keer per jaar gemaaid. De eerste maaironde vindt plaats tussen week 24 en week 27, de tweede tussen week 40 en week 44. Schrale gronden waar het gras langzaam groeit worden vaak één keer gemaaid. Locaties waar de grond voedzaam is en het gras harder groeit wordt twee keer gemaaid. Hierbij wordt het maaisel direct afgevoerd. Niet overal wordt alles afgemaaid, zodat insecten het hele jaar door plekken hebben om te schuilen en voedsel te vinden.

Bloemrijk gras is van groot belang voor dagvlinders, bijen en andere kleine dieren die van nectar en stuifmeel leven. Bloemrijk gras bevat naast grassen ook veel meerjarige bloemen die vaak ingezaaid zijn met een bloemenmengsel. Op deze plekken wordt de bodem niet of nauwelijks verstoord en er wordt jaarlijks één keer gemaaid tussen week 42 en 46. Ook hier is het streven om tijdens de maaibeurten stukken te laten staan zodat insecten het hele jaar door plekken hebben om te schuilen en voedsel te vinden.

Schapenbegrazing

Op aangewezen locaties zorgen de schaapskuddes van een herder twee tot drie maal per jaar voor natuurlijke begrazing. Circa 500 schapen houden de grassen, kruiden en andere planten kort en vervangen op die plekken het machinale maaiwerk. Minder machines betekent minder geluidsoverlast en CO2-uitstoot, maar ook de graslanden veranderen. Ook langs randen van bosjes blijft vaak meer begroeiing staan.

Deze manier van onderhoud is duurzaam en draagt bij aan het ontstaan en verspreiding van meer kruiden. Daarnaast verschraalt de bodem hierdoor, wat zorgt voor meer biodiversiteit. De kuddes verplaatsen zich door de wijk en staan vaak maximaal een paar dagen op dezelfde plek. De grotere oppervlakten kunnen door de herder gebruikt worden als weekendplaats voor de schapen. Het kan voorkomen dat sommige stukken overgeslagen worden wanneer er bijzondere soorten groeien.

Sloten buitengebied

De sloten in het buitengebied worden deels jaarlijks gemaaid (vooral watervoerende sloten) en het andere deel om het jaar. Maaien gebeurt tussen week 42 en week 47. Ook hier proberen we steeds vaker om stukken begroeiing te laten staan en gefaseerd te maaien. De begroeiing die blijft staan wordt de eerstvolgende maaironde wel gemaaid om zo verruiging tegen te gaan.

Bermen buitengebied

Bermen zijn erg belangrijk voor de biodiversiteit in de gemeente Doetinchem. Door ze ecologisch te beheren vormen ze verbindingsstroken waarmee planten en dieren andere gebieden kunnen bereiken. Toch betekent dit niet dat we de natuur in alle bermen zijn gang kunnen laten gaan. Per berm bekijken we jaarlijks wat voor die plek de beste optie is. Soms moet er bijvoorbeeld gemaaid worden omdat bepaalde kruiden de overhand hebben of omdat de zichtlijnen van het verkeer in het gedrang komen. De bermen worden maximaal twee keer per jaar gemaaid. De eerste maaironde vindt plaats aan het eind van de lente (tussen week 24 en week 27), de tweede maaironde wordt in het najaar uitgevoerd (tussen week 42 en week 46). 

Achter het gemaaide stuk laten we bij iedere maaibeurt begroeiing staan. Op deze manier blijven de verbindingsstroken voor planten, dieren en insecten behouden. Door het maaisel direct af te voeren treedt er verschraling op in de bermen. In de loop van de jaren komt er dan minder voeding bij het gras, waardoor het gras minder overheersend wordt en we de groei van bloemen stimuleren.

Op sommige locaties wordt het maaisel niet direct opgezogen. Het wordt gemaaid met een schotelmaaier. Het maaisel blijft eerst 3-7 dagen liggen, zodat zaden eruit kunnen vallen, daarna wordt het afgevoerd (ook wel hooilandbeheer genoemd). Deze manier wordt veelal in de wat bredere bermen toegepast.

Verkeersveiligheid

Voor de verkeersveiligheid wordt langs de verharde weg altijd een stuk variërend tussen een halve meter en een meter weggemaaid. Bij de kruisingen worden ‘uitzichthoeken’ gemaaid (van breed naar smal). De uitzichthoeken worden ieder jaar in mei voor het eerst gemaaid. Dit gebeurt voorafgaand aan de rest van de bermen.

Hulp van inwoners

Om de verbindingsstroken voor planten en dieren te laten bestaan, vragen we u om de (weg)berm voor uw huis of weiland niet zelf te maaien. Want hoe mooi kort gras er ook uit ziet, de begroeiing in de bermen is van cruciaal belang voor dieren en planten.

Vragen of meer informatie

Heeft u vragen of wilt u meer informatie over het maaien of schapenbegrazing in de gemeente Doetinchem? Neem dan contact met ons op

Maaien ruw gras